krenken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krenk | krenkte | heb gekrenkt |
jij, je, u | krenkt | krenkte | hebt gekrenkt |
hij, zij, het | krenkt | krenkte | heeft gekrenkt |
wij | krenken | krenkten | hebben gekrenkt |
jullie | krenken | krenkten | hebben gekrenkt |
zij, ze | krenken | krenkten | hebben gekrenkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Krenken with some of the pronouns.
- Ik krenk mijn vrienden niet met mijn woorden.
- Jij krenkt de gevoelens van anderen door je ongepaste opmerkingen.
- Hij krenkt haar trots met zijn beledigingen.
- Wij krenken de normen en waarden van de samenleving niet.
- Zij krenken de rechten van minderheden door discriminatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Krenken with some of the pronouns.
- Ik krenkte mijn vrienden niet met mijn woorden.
- Jij krenkte de gevoelens van anderen door je ongepaste opmerkingen.
- Hij krenkte haar trots met zijn beledigingen.
- Wij krenkten de normen en waarden van de samenleving niet.
- Zij krenkten de rechten van minderheden door discriminatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Krenken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vrienden niet gekrenkt met mijn woorden.
- Jij hebt de gevoelens van anderen gekrenkt door je ongepaste opmerkingen.
- Hij heeft haar trots gekrenkt met zijn beledigingen.
- Wij hebben de normen en waarden van de samenleving niet gekrenkt.
- Zij hebben de rechten van minderheden gekrenkt door discriminatie.