weggeven

Conjugations List of Weggeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikgeef weggaf wegheb weggegeven
jij, je, ugeeft weggaf weghebt weggegeven
hij, zij, hetgeeft weggaf wegheeft weggegeven
wijgeven weggaven weghebben weggegeven
julliegeven weggaven weghebben weggegeven
zij, zegeven weggaven weghebben weggegeven

Presens
Beta

Example presens sentences for Weggeven with some of the pronouns.

  • Ik geef mijn oude boeken weg aan de bibliotheek.
  • Zij geeft regelmatig kleding weg aan goede doelen.
  • Hij geeft zijn broertje vaak snoepjes weg.
  • Wij geven graag cadeautjes weg tijdens feestjes.
  • Jullie geven nooit iets weg zonder reden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Weggeven with some of the pronouns.

  • Vroeger gaf ik altijd mijn oude kleren weg aan de kringloopwinkel.
  • Toen ik jong was, gaf ik vaak mijn speelgoed weg aan mijn neefje.
  • Hij gaf regelmatig zijn spullen weg aan vrienden.
  • Wij gaven vroeger alles wat we niet meer nodig hadden weg aan mensen in nood.
  • Jullie gaven altijd een deel van jullie inkomen weg aan goede doelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Weggeven with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn oude meubels weggegeven aan een vriendin.
  • Zij heeft gisteren veel speelgoed weggegeven aan het kindertehuis.
  • Hij heeft zijn auto weggegeven aan zijn zus.
  • Wij hebben al onze overgebleven etenswaren weggegeven aan de daklozenopvang.
  • Jullie hebben vorige week geld weggegeven aan een goed doel.