weghalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | haal weg | haalde weg | heb weggehaald |
jij, je, u | haalt weg | haalde weg | hebt weggehaald |
hij, zij, het | haalt weg | haalde weg | heeft weggehaald |
wij | halen weg | haalden weg | hebben weggehaald |
jullie | halen weg | haalden weg | hebben weggehaald |
zij, ze | halen weg | haalden weg | hebben weggehaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Weghalen with some of the pronouns.
- Ik haal de boeken weg uit de kast.
- Jij haalt je jas weg wanneer het te warm wordt.
- Hij haalt de vlekken weg met een doek.
- Zij halen de afvalbakken weg na het legen.
- We halen de oude meubels weg om plaats te maken voor nieuwe.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weghalen with some of the pronouns.
- Ik haalde de boeken weg uit de kast.
- Jij haalde je jas weg toen het te warm werd.
- Hij haalde de vlekken weg met een doek.
- Zij haalden de afvalbakken weg na het legen.
- We haalden de oude meubels weg om plaats te maken voor nieuwe.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weghalen with some of the pronouns.
- Ik heb de boeken weggehaald uit de kast.
- Jij hebt je jas weggehaald toen het te warm werd.
- Hij heeft de vlekken weggehaald met een doek.
- Zij hebben de afvalbakken weggehaald na het legen.
- We hebben de oude meubels weggehaald om plaats te maken voor nieuwe.