roeren

Conjugations List of Roeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikroerroerdeheb geroerd
jij, je, uroertroerdehebt geroerd
hij, zij, hetroertroerdeheeft geroerd
wijroerenroerdenhebben geroerd
jullieroerenroerdenhebben geroerd
zij, zeroerenroerdenhebben geroerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Roeren with some of the pronouns.

  • Ik roer regelmatig in de soep om alle ingrediĆ«nten goed te mengen.
  • Jij roert altijd in je koffie voordat je het drinkt.
  • Hij roert met een lepel in de saus terwijl hij aan het koken is.
  • Zij roeren samen in de verf om de kleuren te mengen.
  • Wij roeren voorzichtig in de beslagkom om klontjes te voorkomen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Roeren with some of the pronouns.

  • Ik roerde vroeger vaak in de pap als ontbijt.
  • Jij roerde altijd met veel enthousiasme in de verfpotten tijdens de schilderlessen.
  • Hij roerde in de pot terwijl de soep langzaam aan het pruttelen was.
  • Zij roerden gezamenlijk in de grote ketel tijdens het bereiden van de maaltijd.
  • Wij roerden rustig in de thee terwijl we op het terras zaten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Roeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren in de pan geroerd en de saus laten indikken.
  • Jij hebt al eerder in deze pot geroerd, toch?
  • Hij heeft net in de koffie geroerd, maar de suiker is nog niet opgelost.
  • Zij hebben samen in de stoofpot geroerd om de smaken te laten vermengen.
  • Wij hebben langzaam in de hete chocolademelk geroerd om het te laten afkoelen.