aanhalen

Conjugations List of Aanhalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaal aanhaalde aanheb aangehaald
jij, je, uhaalt aanhaalde aanhebt aangehaald
hij, zij, hethaalt aanhaalde aanheeft aangehaald
wijhalen aanhaalden aanhebben aangehaald
julliehalen aanhaalden aanhebben aangehaald
zij, zehalen aanhaalden aanhebben aangehaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanhalen with some of the pronouns.

  • Hij haalt vaak het belang van teamwork aan tijdens zijn presentaties.
  • Zij haalt regelmatig citaten aan om haar betoog te ondersteunen.
  • We halen de voordelen van gezonde voeding vaak aan in onze gesprekken.
  • Jullie halen altijd dezelfde argumenten aan in deze discussie.
  • De professor haalt vaak voorbeelden uit de praktijk aan in zijn colleges.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanhalen with some of the pronouns.

  • Hij haalde vroeger altijd dezelfde spreuk aan tijdens zijn toespraken.
  • Zij haalde vaak herinneringen aan uit haar jeugd.
  • We haalden in het verleden regelmatig statistieken aan om ons standpunt te onderbouwen.
  • Jullie haalden steeds weer dezelfde kritiekpunten aan in de evaluatiegesprekken.
  • De leraar haalde gisteren een interessante anekdote aan in de les.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanhalen with some of the pronouns.

  • Hij heeft gisteren een interessant onderzoek aangehaald tijdens de vergadering.
  • Zij heeft al meerdere boeken aangehaald in haar scriptie.
  • We hebben onlangs een belangrijke wetenschappelijke publicatie aangehaald in ons artikel.
  • Jullie hebben een treffend voorbeeld aangehaald in jullie presentatie.
  • De expert heeft jouw mening aangehaald als een relevant standpunt.