zalven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zalf | zalfde | heb gezalfd |
jij, je, u | zalft | zalfde | hebt gezalfd |
hij, zij, het | zalft | zalfde | heeft gezalfd |
wij | zalven | zalfden | hebben gezalfd |
jullie | zalven | zalfden | hebben gezalfd |
zij, ze | zalven | zalfden | hebben gezalfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Zalven with some of the pronouns.
- Ik zalf mijn handen met crème.
- Jij zalft je wonden met deze zalf.
- Hij/zij/zij zalft de huid met olie.
- Wij zalfden onze spieren voor de wedstrijd.
- Jullie zalfden je voeten na het wandelen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Zalven with some of the pronouns.
- Ik zalfde mijn handen met crème.
- Jij zalfde je wonden met deze zalf.
- Hij/zij/zij zalfde de huid met olie.
- Wij zalfden onze spieren voor de wedstrijd.
- Jullie zalfden je voeten na het wandelen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Zalven with some of the pronouns.
- Ik heb mijn handen met crème gezalfd.
- Jij hebt je wonden met deze zalf gezalfd.
- Hij/zij/zij heeft de huid met olie gezalfd.
- Wij hebben onze spieren voor de wedstrijd gezalfd.
- Jullie hebben je voeten na het wandelen gezalfd.