vergissen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vergis | vergiste | heb vergist |
jij, je, u | vergist | vergiste | hebt vergist |
hij, zij, het | vergist | vergiste | heeft vergist |
wij | vergissen | vergisten | hebben vergist |
jullie | vergissen | vergisten | hebben vergist |
zij, ze | vergissen | vergisten | hebben vergist |
PresensBeta
Example presens sentences for Vergissen with some of the pronouns.
- Ik vergis me vaak in de afstand tussen de twee steden.
- Jij vergist je nooit in de namen van mensen.
- Hij vergist zich regelmatig in zijn afspraken.
- Wij vergissen ons zelden in de weersvoorspelling.
- Jullie vergissen je soms in de betekenis van woorden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vergissen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, vergiste ik me vaak in de spelling van woorden.
- Vroeger vergiste jij je regelmatig in de telefoonnummers.
- Hij vergiste zich altijd in de juiste volgorde van de gebeurtenissen.
- Als kind vergisten wij ons constant in de namen van onze knuffels.
- Jullie vergisten je in die tijd continu in de kleuren van het stoplicht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vergissen with some of the pronouns.
- Ik heb me gisteren vergist in de tijd van de afspraak.
- Jij bent vorige week in de supermarkt vergist van product.
- Hij heeft zich altijd vergist in de afstand tot het strand.
- Wij zijn laatst enorm vergist in de route naar het museum.
- Jullie hebben je eerder dit jaar vergist in de datum van het feest.