heffen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hef | hief | heb geheven |
jij, je, u | heft | hief | hebt geheven |
hij, zij, het | heft | hief | heeft geheven |
wij | heffen | hieven | hebben geheven |
jullie | heffen | hieven | hebben geheven |
zij, ze | heffen | hieven | hebben geheven |
PresensBeta
Example presens sentences for Heffen with some of the pronouns.
- Ik hef de zware doos op.
- Jij heft je glas om te toasten.
- Hij heft zijn hand op om een vraag te stellen.
- Wij heffen samen het gewicht boven ons hoofd.
- Zij heffen hun stemmen op tijdens het protest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Heffen with some of the pronouns.
- Ik hief de zware doos op.
- Jij hief je glas om te toasten.
- Hij hief zijn hand op om een vraag te stellen.
- Wij hieven samen het gewicht boven ons hoofd op.
- Zij hieven hun stemmen op tijdens het protest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Heffen with some of the pronouns.
- Ik heb de zware doos opgeheven.
- Jij hebt je glas opgeheven om te toasten.
- Hij heeft zijn hand opgeheven om een vraag te stellen.
- Wij hebben samen het gewicht boven ons hoofd opgeheven.
- Zij hebben hun stemmen opgeheven tijdens het protest.