kwijlen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kwijl | kwijlde | heb gekwijld |
jij, je, u | kwijlt | kwijlde | hebt gekwijld |
hij, zij, het | kwijlt | kwijlde | heeft gekwijld |
wij | kwijlen | kwijlden | hebben gekwijld |
jullie | kwijlen | kwijlden | hebben gekwijld |
zij, ze | kwijlen | kwijlden | hebben gekwijld |
PresensBeta
Example presens sentences for Kwijlen with some of the pronouns.
- Ik kwijl als ik aan lekker eten denk.
- Mijn hond kwijlt altijd als hij enthousiast is.
- Wanneer ik slaap, kwijl ik soms op mijn kussen.
- Kleine baby's kunnen veel kwijlen tijdens het tandjes krijgen.
- De gedachte aan een heerlijke maaltijd laat me kwijlen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kwijlen with some of the pronouns.
- Toen ik klein was, kwijlde ik vaak tijdens het slapen.
- Hij kwijlde tijdens het kijken naar zijn favoriete sportwedstrijd.
- Vroeger kwijlden we allemaal wanneer we snoep zagen.
- Ze kwijlden van opwinding toen ze het cadeau uitpakten.
- Tijdens mijn droom over eten, kwijlde ik in mijn slaap.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kwijlen with some of the pronouns.
- Ik heb gekwijld toen ik een grappige film zag.
- De hond heeft de hele vloer gekwijld met zijn speeksel.
- Nadat ik mijn tanden had gepoetst, heb ik niet meer gekwijld.
- Zij hebben gekwijld van het lachen tijdens de comedyshow.
- We hebben allemaal wel eens gekwijld bij het zien van iets lekkers.