verassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | veras | veraste | heb verast |
jij, je, u | verast | veraste | hebt verast |
hij, zij, het | verast | veraste | heeft verast |
wij | verassen | verasten | hebben verast |
jullie | verassen | verasten | hebben verast |
zij, ze | verassen | verasten | hebben verast |
PresensBeta
Example presens sentences for Verassen with some of the pronouns.
- Ik verras mijn vrienden met een cadeau.
- Jij verrast je ouders met een weekendje weg.
- Hij verrast zijn collega's met een presentatie.
- Zij verrast haar partner met een romantisch diner.
- Wij verrassen onze gasten met een feestelijke avond.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verassen with some of the pronouns.
- Ik verraste mijn vrienden met een cadeau.
- Jij verraste je ouders met een weekendje weg.
- Hij verraste zijn collega's met een presentatie.
- Zij verraste haar partner met een romantisch diner.
- Wij verrasten onze gasten met een feestelijke avond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verassen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vrienden verrast met een cadeau.
- Jij hebt je ouders verrast met een weekendje weg.
- Hij heeft zijn collega's verrast met een presentatie.
- Zij heeft haar partner verrast met een romantisch diner.
- Wij hebben onze gasten verrast met een feestelijke avond.