updaten

Conjugations List of Updaten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikupdateupdateteheb geüpdatet
jij, je, uupdatetupdatetehebt geüpdatet
hij, zij, hetupdatetupdateteheeft geüpdatet
wijupdatenupdatetenhebben geüpdatet
jullieupdatenupdatetenhebben geüpdatet
zij, zeupdatenupdatetenhebben geüpdatet