verlossen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verlos | verloste | heb verlost |
jij, je, u | verlost | verloste | hebt verlost |
hij, zij, het | verlost | verloste | heeft verlost |
wij | verlossen | verlosten | hebben verlost |
jullie | verlossen | verlosten | hebben verlost |
zij, ze | verlossen | verlosten | hebben verlost |
PresensBeta
Example presens sentences for Verlossen with some of the pronouns.
- Ik verlos de patiënten van hun pijn.
- Jij verlost ons van een grote last.
- Hij verlost haar van haar angst.
- Wij verlossen de wereld van vervuiling.
- Zij verlossen de dieren van hun lijden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verlossen with some of the pronouns.
- Ik verloste de patiënten van hun pijn.
- Jij verloste ons van een grote last.
- Hij verloste haar van haar angst.
- Wij verlosten de wereld van vervuiling.
- Zij verlosten de dieren van hun lijden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verlossen with some of the pronouns.
- Ik heb de patiënten van hun pijn verlost.
- Jij hebt ons van een grote last verlost.
- Hij heeft haar van haar angst verlost.
- Wij hebben de wereld van vervuiling verlost.
- Zij hebben de dieren van hun lijden verlost.