regelen

Conjugations List of Regelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikregelregeldeheb geregeld
jij, je, uregeltregeldehebt geregeld
hij, zij, hetregeltregeldeheeft geregeld
wijregelenregeldenhebben geregeld
jullieregelenregeldenhebben geregeld
zij, zeregelenregeldenhebben geregeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Regelen with some of the pronouns.

  • Ik regel de afspraak met de dokter.
  • Jij regelt de boodschappen voor vanavond.
  • Hij regelt het vervoer naar het vliegveld.
  • Wij regelen de vergunningen voor de bouw.
  • Zij regelen de catering voor het evenement.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Regelen with some of the pronouns.

  • Ik regelde vroeger alle administratie.
  • Jij regelde de logistiek van het project.
  • Hij regelde de vergaderingen elke week.
  • Wij regelden de financiële zaken voor het bedrijf.
  • Zij regelden de accommodatie voor de gasten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Regelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de reservering geregeld.
  • Jij hebt de problemen opgelost.
  • Hij heeft het contract afgerond.
  • Wij hebben de reis geboekt.
  • Zij hebben de financiën geregeld.