afwegen

Conjugations List of Afwegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikweeg afwoog afheb afgewogen
jij, je, uweegt afwoog afhebt afgewogen
hij, zij, hetweegt afwoog afheeft afgewogen
wijwegen afwogen afhebben afgewogen
julliewegen afwogen afhebben afgewogen
zij, zewegen afwogen afhebben afgewogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afwegen with some of the pronouns.

  • Ik weeg de opties af voordat ik een beslissing neem.
  • Jij weegt de voor- en nadelen af voordat je een keuze maakt.
  • Hij/zij/weegt de mogelijkheden af om een goede beslissing te nemen.
  • We wegen alle factoren zorgvuldig af voordat we een conclusie trekken.
  • Jullie wegen de verschillende standpunten af in het debat.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afwegen with some of the pronouns.

  • Ik woog de opties af, maar kon geen beslissing nemen.
  • Jij woog de voor- en nadelen af, maar twijfelde nog steeds.
  • Hij/zij woog de mogelijkheden af, maar raakte in verwarring.
  • We wogen alle factoren zorgvuldig af, maar bleven onzeker.
  • Jullie wogen de verschillende standpunten af, maar kwamen niet tot een consensus.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afwegen with some of the pronouns.

  • Ik heb de opties afgewogen voordat ik een beslissing nam.
  • Jij hebt de voor- en nadelen afgewogen voordat je een keuze maakte.
  • Hij/zij heeft de mogelijkheden afgewogen om een goede beslissing te nemen.
  • We hebben alle factoren zorgvuldig afgewogen voordat we een conclusie trokken.
  • Jullie hebben de verschillende standpunten afgewogen in het debat.