besluipen

Conjugations List of Besluipen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbesluipbesloopheb beslopen
jij, je, ubesluiptbesloophebt beslopen
hij, zij, hetbesluiptbesloopheeft beslopen
wijbesluipenbeslopenhebben beslopen
julliebesluipenbeslopenhebben beslopen
zij, zebesluipenbeslopenhebben beslopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Besluipen with some of the pronouns.

  • Ik besluip de kat in de tuin.
  • Jij besluipt de prooi geruisloos.
  • Hij besluipt zijn tegenstander van achteren.
  • Wij besluipen het huis tijdens het spel.
  • Zij besluipen de vijandige basis ongemerkt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Besluipen with some of the pronouns.

  • Vroeger besloop ik vaak de buren om grapjes uit te halen.
  • Toen ik jong was, besloop ik stiekem mijn broers en zussen.
  • Hij besloop regelmatig zijn collega's om informatie te verzamelen.
  • Wij beslopen 's nachts het kasteel op zoek naar avontuur.
  • Als kind beslopen zij altijd de speeltuin om als eerste bij de schommels te zijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Besluipen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kat in de tuin beslopen.
  • Jij bent geruisloos naar de prooi toe geslopen.
  • Hij heeft zijn tegenstander van achteren beslopen.
  • Wij hebben het huis tijdens het spel beslopen.
  • Zij hebben ongemerkt de vijandige basis beslopen.