achterlaten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | laat achter | liet achter | heb achtergelaten |
jij, je, u | laat achter | liet achter | hebt achtergelaten |
hij, zij, het | laat achter | liet achter | heeft achtergelaten |
wij | laten achter | lieten achter | hebben achtergelaten |
jullie | laten achter | lieten achter | hebben achtergelaten |
zij, ze | laten achter | lieten achter | hebben achtergelaten |
Presens
Example presens sentences for Achterlaten with some of the pronouns.
- Ik laat mijn sleutels achter op de tafel.
- Hij laat zijn jas achter in de auto.
- Zij laten hun bagage achter bij de receptie.
- We laten de deur open zodat ze kunnen binnenkomen.
- Jullie laten altijd een rommeltje achter in de keuken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Achterlaten with some of the pronouns.
- Vroeger liet ik altijd mijn speelgoed achter op het strand.
- Hij liet zijn fiets vaak achter bij de bushalte.
- Zij lieten hun huisdieren achter toen ze op vakantie gingen.
- We lieten de ramen open tijdens de storm en dat was een fout.
- Jullie lieten de vuilnisbak buiten staan terwijl het ging regenen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Achterlaten with some of the pronouns.
- Ik heb mijn boeken op school achtergelaten.
- Hij is zijn mobiele telefoon ergens achtergelaten.
- Zij hebben hun spullen per ongeluk achtergelaten in het restaurant.
- We zijn de sleutels gisteren achtergelaten bij de buurman.
- Jullie hebben de belangrijke documenten achtergelaten op kantoor.