inpakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pak in | pakte in | heb ingepakt |
jij, je, u | pakt in | pakte in | hebt ingepakt |
hij, zij, het | pakt in | pakte in | heeft ingepakt |
wij | pakken in | pakten in | hebben ingepakt |
jullie | pakken in | pakten in | hebben ingepakt |
zij, ze | pakken in | pakten in | hebben ingepakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Inpakken with some of the pronouns.
- Ik pak cadeautjes in voor de verjaardag.
- Hij pakt zijn spullen in voor de reis.
- Zij pakt haar koffer in voor de vakantie.
- We pakken de boodschappen in plastic tasjes.
- Jullie pakken de kerstversiering in na de feestdagen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inpakken with some of the pronouns.
- Ik pakte vroeger altijd cadeautjes in voor de verjaardag.
- Hij pakte zijn spullen vorige week in voor de reis.
- Zij pakte haar koffer gisteren in voor de vakantie.
- We pakten de boodschappen vroeger in papieren zakken in.
- Jullie pakten altijd de kerstversiering in na de feestdagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inpakken with some of the pronouns.
- Ik heb de cadeautjes ingepakt voor de verjaardag.
- Hij heeft zijn spullen ingepakt voor de reis.
- Zij heeft haar koffer ingepakt voor de vakantie.
- We hebben de boodschappen in plastic tasjes ingepakt.
- Jullie hebben de kerstversiering ingepakt na de feestdagen.