storten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stort | stortte | heb gestort |
jij, je, u | stort | stortte | hebt gestort |
hij, zij, het | stort | stortte | heeft gestort |
wij | storten | stortten | hebben gestort |
jullie | storten | stortten | hebben gestort |
zij, ze | storten | stortten | hebben gestort |
PresensBeta
Example presens sentences for Storten with some of the pronouns.
- Ik stort geld op mijn bankrekening.
- Jij stort het afval in de container.
- Hij stort zich volledig op zijn werk.
- Zij storten hun hart uit bij elkaar.
- Wij storten beton voor de fundering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Storten with some of the pronouns.
- Ik stortte geld op mijn bankrekening.
- Jij stortte het afval in de container.
- Hij stortte zich volledig op zijn werk.
- Zij stortten hun hart uit bij elkaar.
- Wij stortten beton voor de fundering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Storten with some of the pronouns.
- Ik heb geld gestort op mijn bankrekening.
- Jij hebt het afval in de container gestort.
- Hij heeft zich volledig op zijn werk gestort.
- Zij hebben hun hart bij elkaar gestort.
- Wij hebben beton voor de fundering gestort.