verschillen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verschil | verschilde | heb verschild |
jij, je, u | verschilt | verschilde | hebt verschild |
hij, zij, het | verschilt | verschilde | heeft verschild |
wij | verschillen | verschilden | hebben verschild |
jullie | verschillen | verschilden | hebben verschild |
zij, ze | verschillen | verschilden | hebben verschild |
Presens
Example presens sentences for Verschillen with some of the pronouns.
- De meningen verschillen over deze kwestie.
- Wij verschillen van mening over de beste aanpak.
- De smaken verschillen, dus kies wat je lekker vindt.
- Ze verschillen sterk in hun opvattingen over politiek.
- Mijn broer en ik verschillen erg in leeftijd.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Verschillen with some of the pronouns.
- Vroeger verschilden we vaak van mening, maar nu niet meer.
- Toen ik jonger was, verschilden mijn interesses heel erg van nu.
- Ze leken het eerst op elkaar, maar na verloop van tijd verschilden ze steeds meer.
- Hij wist dat zijn ideeën met die van de anderen verschilden.
- We waren het erover eens dat onze benaderingen flink verschilden.
Perfectum
Example perfectum sentences for Verschillen with some of the pronouns.
- Ik heb van hem verschillende cadeaus gekregen.
- Hebben jullie ooit van die film gehoord? Ik heb hem al gezien.
- Zij heeft zich altijd anders gevoeld dan haar vrienden.
- We hebben nooit echt begrepen waarom ze zo anders dachten.
- Heb je ooit gemerkt hoeveel de twee schilderijen van elkaar verschillen?