koppelen

Conjugations List of Koppelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkoppelkoppeldeheb gekoppeld
jij, je, ukoppeltkoppeldehebt gekoppeld
hij, zij, hetkoppeltkoppeldeheeft gekoppeld
wijkoppelenkoppeldenhebben gekoppeld
julliekoppelenkoppeldenhebben gekoppeld
zij, zekoppelenkoppeldenhebben gekoppeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Koppelen with some of the pronouns.

  • Ik koppel de draden aan elkaar.
  • Jij koppelt de computer aan de printer.
  • Hij koppelt zijn telefoon met de bluetooth-speaker.
  • Zij koppelen hun expertise aan innovatieve technologieën.
  • Wij koppelen de oude en nieuwe systemen samen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Koppelen with some of the pronouns.

  • Ik koppelde de draden aan elkaar.
  • Jij koppelde de computer aan de printer.
  • Hij koppelde zijn telefoon met de bluetooth-speaker.
  • Zij koppelden hun expertise aan innovatieve technologieën.
  • Wij koppelden de oude en nieuwe systemen samen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Koppelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de draden aan elkaar gekoppeld.
  • Jij hebt de computer aan de printer gekoppeld.
  • Hij heeft zijn telefoon met de bluetooth-speaker gekoppeld.
  • Zij hebben hun expertise aan innovatieve technologieën gekoppeld.
  • Wij hebben de oude en nieuwe systemen samen gekoppeld.