herhalen

Conjugations List of Herhalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherhaalherhaaldeheb herhaald
jij, je, uherhaaltherhaaldehebt herhaald
hij, zij, hetherhaaltherhaaldeheeft herhaald
wijherhalenherhaaldenhebben herhaald
jullieherhalenherhaaldenhebben herhaald
zij, zeherhalenherhaaldenhebben herhaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Herhalen with some of the pronouns.

  • Ik herhaal de les elke dag.
  • Jij herhaalt de woorden goed.
  • Hij/Zij herhaalt de instructies zorgvuldig.
  • Wij herhalen de stof voor het examen.
  • Zij herhalen de oefeningen samen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herhalen with some of the pronouns.

  • Ik herhaalde de les elke dag.
  • Jij herhaalde de woorden goed.
  • Hij/Zij herhaalde de instructies zorgvuldig.
  • Wij herhaalden de stof voor het examen.
  • Zij herhaalden de oefeningen samen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herhalen with some of the pronouns.

  • Ik heb de les herhaald na school.
  • Jij hebt de woorden goed herhaald.
  • Hij/Zij heeft de instructies zorgvuldig herhaald.
  • Wij hebben de stof voor het examen herhaald.
  • Zij hebben de oefeningen samen herhaald.