kletsen

Conjugations List of Kletsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkletskletsteheb gekletst
jij, je, ukletstkletstehebt gekletst
hij, zij, hetkletstkletsteheeft gekletst
wijkletsenkletstenhebben gekletst
julliekletsenkletstenhebben gekletst
zij, zekletsenkletstenhebben gekletst

Presens
Beta

Example presens sentences for Kletsen with some of the pronouns.

  • Ik klets met mijn vrienden over van alles en nog wat.
  • Jij kletst graag tijdens de lessen.
  • Hij/Zij kletst al uren aan een stuk door de telefoon.
  • Wij kletsen gezellig bij de koffieautomaat.
  • Zij kletsen over hun vakantieplannen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kletsen with some of the pronouns.

  • Ik kletste vroeger altijd met mijn vrienden over van alles en nog wat.
  • Jij kletste graag tijdens de lessen.
  • Hij/Zij kletste al uren aan een stuk door de telefoon.
  • Wij kletsten gezellig bij de koffieautomaat.
  • Zij kletsten over hun vakantieplannen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kletsen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren met mijn vrienden gekletst over van alles en nog wat.
  • Jij hebt graag tijdens de lessen gekletst.
  • Hij/Zij heeft al uren aan een stuk door de telefoon gekletst.
  • Wij hebben gezellig bij de koffieautomaat gekletst.
  • Zij hebben over hun vakantieplannen gekletst.