zeven

Conjugations List of Zeven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeefzeefdeheb gezeefd
jij, je, uzeeftzeefdehebt gezeefd
hij, zij, hetzeeftzeefdeheeft gezeefd
wijzevenzeefdenhebben gezeefd
julliezevenzeefdenhebben gezeefd
zij, zezevenzeefdenhebben gezeefd

Presens
Beta

Example presens sentences for Zeven with some of the pronouns.

  • Ik zeef de bloem om klontjes te verwijderen.
  • Jij zeeft het zand om schelpen te vinden.
  • Hij zeeft de soep om de groenten eruit te halen.
  • Wij zeven het meel voor het bakken van de taart.
  • Zij zeven de aarde om stenen en puin te scheiden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Zeven with some of the pronouns.

  • Ik zeeefde de bloem om klontjes te verwijderen.
  • Jij zeeefde het zand om schelpen te vinden.
  • Hij zeeefde de soep om de groenten eruit te halen.
  • Wij zeefden het meel voor het bakken van de taart.
  • Zij zeefden de aarde om stenen en puin te scheiden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Zeven with some of the pronouns.

  • Ik heb de bloem gezeefd om klontjes te verwijderen.
  • Jij hebt het zand gezeefd om schelpen te vinden.
  • Hij heeft de soep gezeefd om de groenten eruit te halen.
  • Wij hebben het meel gezeefd voor het bakken van de taart.
  • Zij hebben de aarde gezeefd om stenen en puin te scheiden.