banen

Conjugations List of Banen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbaanbaandeheb gebaand
jij, je, ubaantbaandehebt gebaand
hij, zij, hetbaantbaandeheeft gebaand
wijbanenbaandenhebben gebaand
julliebanenbaandenhebben gebaand
zij, zebanenbaandenhebben gebaand

Presens
Beta

Example presens sentences for Banen with some of the pronouns.

  • Ik baan me een weg door de menigte.
  • Hij baant zijn eigen pad in het leven.
  • Zij baant zich een weg naar de top van haar carrière.
  • Wij banen nieuwe wegen voor innovatie.
  • Jullie banen je een weg door de uitdagingen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Banen with some of the pronouns.

  • Ik baande me een weg door de menigte.
  • Hij baande zijn eigen pad in het leven.
  • Zij baande zich een weg naar de top van haar carrière.
  • Wij baanden nieuwe wegen voor innovatie.
  • Jullie baanden je een weg door de uitdagingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Banen with some of the pronouns.

  • Ik heb me een weg gebaand door de menigte.
  • Hij heeft zijn eigen pad in het leven gebaand.
  • Zij heeft zich een weg naar de top van haar carrière gebaand.
  • Wij hebben nieuwe wegen voor innovatie gebaand.
  • Jullie hebben je een weg door de uitdagingen gebaand.