overkoken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kook over | kookte over | ben overgekookt |
jij, je, u | kookt over | kookte over | bent overgekookt |
hij, zij, het | kookt over | kookte over | is overgekookt |
wij | koken over | kookten over | zijn overgekookt |
jullie | koken over | kookten over | zijn overgekookt |
zij, ze | koken over | kookten over | zijn overgekookt |
PresensBeta
Example presens sentences for Overkoken with some of the pronouns.
- Het water kookt over.
- Ik kook regelmatig over als ik niet oplet.
- Wanneer de pan te vol is, kookt het vaak over.
- Je moet oppassen dat de melk niet overkookt.
- Als de temperatuur te hoog is, kookt het snel over.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overkoken with some of the pronouns.
- Vroeger kookte ik vaak over omdat ik niet wist hoe ik het vuur moest regelen.
- Toen ik jong was, kookten we altijd over tijdens het koken van aardappelen.
- Elke keer als ik soep maakte, kookte het bijna over.
- Tijdens het kamperen kookten we regelmatig over op het gasfornuis.
- In het restaurant waar ik vroeger werkte, kookten we soms over door de drukte in de keuken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overkoken with some of the pronouns.
- De soep is overgekookt.
- Ik ben een paar keer eerder overgekookt.
- Heb je wel eens ervaren dat het eten is overgekookt?
- Mijn zus heeft gisteren de pasta laten overkoken.
- Ze zijn vergeten om het vuur uit te zetten, waardoor het water is overgekookt.