inslaan

Conjugations List of Inslaan.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksla insloeg inheb ingeslagen
jij, je, uslaat insloeg inhebt ingeslagen
hij, zij, hetslaat insloeg inheeft ingeslagen
wijslaan insloegen inhebben ingeslagen
jullieslaan insloegen inhebben ingeslagen
zij, zeslaan insloegen inhebben ingeslagen

Presens
Beta

Example presens sentences for Inslaan with some of the pronouns.

  • Ik sla insla bij de supermarkt.
  • Jij slaat insla altijd nieuwe kleding in.
  • Hij slaat insla zijn eigen weg in het leven.
  • Wij slaan insla graag een andere route in.
  • Zij slaan insla elke avond een boek open.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inslaan with some of the pronouns.

  • Ik sloeg insla vroeger altijd met mijn broer.
  • Jij sloeg insla vaak de verkeerde weg in.
  • Hij sloeg insla zijn handen in elkaar van vreugde.
  • Wij sloegen insla de spijker op zijn kop.
  • Zij sloegen insla samen de handen ineen voor het goede doel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inslaan with some of the pronouns.

  • Ik heb ingeslagen voor de hele week.
  • Jij hebt al je favoriete snacks ingeslagen.
  • Hij heeft een nieuwe voorraad ingeslagen.
  • Wij hebben de benodigde materialen ingeslagen.
  • Zij hebben alle cadeautjes ingeslagen voor het feest.