beschadigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschadig | beschadigde | heb beschadigd |
jij, je, u | beschadigt | beschadigde | hebt beschadigd |
hij, zij, het | beschadigt | beschadigde | heeft beschadigd |
wij | beschadigen | beschadigden | hebben beschadigd |
jullie | beschadigen | beschadigden | hebben beschadigd |
zij, ze | beschadigen | beschadigden | hebben beschadigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Beschadigen with some of the pronouns.
- Ik beschadig de tafel.
- Jij beschadigt het schilderij.
- Hij beschadigt haar telefoon.
- Wij beschadigen de auto.
- Zij beschadigen de muur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beschadigen with some of the pronouns.
- Ik beschadigde de tafel.
- Jij beschadigde het schilderij.
- Hij beschadigde haar telefoon.
- Wij beschadigden de auto.
- Zij beschadigden de muur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beschadigen with some of the pronouns.
- Ik heb de tafel beschadigd.
- Jij hebt het schilderij beschadigd.
- Hij heeft haar telefoon beschadigd.
- Wij hebben de auto beschadigd.
- Zij hebben de muur beschadigd.