begroeten

Conjugations List of Begroeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbegroetbegroetteheb begroet
jij, je, ubegroetbegroettehebt begroet
hij, zij, hetbegroetbegroetteheeft begroet
wijbegroetenbegroettenhebben begroet
julliebegroetenbegroettenhebben begroet
zij, zebegroetenbegroettenhebben begroet

Presens
Beta

Example presens sentences for Begroeten with some of the pronouns.

  • Ik begroet mijn vrienden elke ochtend.
  • Hij begroet zijn collega's hartelijk.
  • Zij begroeten de gasten bij de ingang.
  • We begroeten elkaar met een stevige handdruk.
  • Jullie begroeten de nieuwe buren altijd vriendelijk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Begroeten with some of the pronouns.

  • Vroeger begroette ik mijn vrienden met een knuffel.
  • Hij begroette zijn collega's altijd beleefd.
  • Zij begroetten de gasten vroeger met een handkus.
  • We begroetten elkaar elke dag op dezelfde plek.
  • Jullie begroetten de nieuwe buren met een welkomstcadeau.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Begroeten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vrienden vanochtend begroet.
  • Hij heeft zijn collega's gisteren begroet.
  • Zij hebben de gasten verwelkomd met een glimlach.
  • We hebben elkaar net begroet voordat we vertrokken.
  • Jullie hebben de nieuwe buren al eerder begroet.