terugvallen

Conjugations List of Terugvallen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikval terugviel terugben teruggevallen
jij, je, uvalt terugviel terugbent teruggevallen
hij, zij, hetvalt terugviel terugis teruggevallen
wijvallen terugvielen terugzijn teruggevallen
jullievallen terugvielen terugzijn teruggevallen
zij, zevallen terugvielen terugzijn teruggevallen

Presens

Example presens sentences for Terugvallen with some of the pronouns.

  • Ik val terug op mijn ervaring om dit probleem op te lossen.
  • Jij valt terug op oude gewoontes wanneer je gestrest bent.
  • Hij valt vaak terug op zijn moeders advies.
  • Zij vallen altijd terug op dezelfde strategie in moeilijke situaties.
  • Wij vallen terug op alternatieve oplossingen als plan A niet werkt.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Terugvallen with some of the pronouns.

  • Toen ik ziek was, viel ik vaak terug op medicatie.
  • Vroeger viel ik regelmatig terug op ongezonde snacks.
  • Hij viel altijd terug op dezelfde excuses wanneer hij te laat kwam.
  • Zij vielen gisteren tijdens de presentatie terug op hun spiekbriefjes.
  • Wij vielen vroeger bij elke tegenslag terug op onze ouders voor hulp.

Perfectum

Example perfectum sentences for Terugvallen with some of the pronouns.

  • Ik ben teruggevallen op mijn oude gewoontes na de vakantie.
  • Jij bent vorige week teruggevallen op slechte eetgewoontes.
  • Hij is in de stresssituatie teruggevallen op zijn oude gedrag.
  • Zij zijn tijdens de wedstrijd teruggevallen op een verdedigende speelstijl.
  • Wij zijn bij het examen teruggevallen op wat we geleerd hebben.