verslikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verslik | verslikte | heb verslikt |
jij, je, u | verslikt | verslikte | hebt verslikt |
hij, zij, het | verslikt | verslikte | heeft verslikt |
wij | verslikken | verslikten | hebben verslikt |
jullie | verslikken | verslikten | hebben verslikt |
zij, ze | verslikken | verslikten | hebben verslikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verslikken with some of the pronouns.
- Ik verslik me in mijn eten.
- Hij verslikt zich regelmatig tijdens het praten.
- Jij verslikt je vaak als je haast hebt.
- Wij verslikken ons soms in te grote happen.
- Zij verslikken zich in de lachbui.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verslikken with some of the pronouns.
- Ik verslikte me altijd in mijn medicijnen.
- Hij verslikte zich regelmatig in zijn thee.
- Jij verslikte je vaak in je eigen woorden.
- Wij verslikten ons soms in de rook van het vuur.
- Zij verslikten zich in de spanning van de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verslikken with some of the pronouns.
- Ik heb me verslikt in een stukje vlees.
- Hij is zich gisteren verslikt tijdens het drinken.
- Jij bent je al eerder verslikt in een snoepje.
- Wij hebben ons weleens verslikt in een slok water.
- Zij zijn zich vorige week verslikt in een grap.