slijten

Conjugations List of Slijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslijtsleetheb gesleten
jij, je, uslijtsleethebt gesleten
hij, zij, hetslijtsleetheeft gesleten
wijslijtensletenhebben gesleten
jullieslijtensletenhebben gesleten
zij, zeslijtensletenhebben gesleten

Presens
Beta

Example presens sentences for Slijten with some of the pronouns.

  • Ik slijt mijn schoenen snel.
  • Jij slijt jouw kledingstukken vaak.
  • Hij/Zij slijt zijn/haar tijd aan nutteloze taken.
  • Wij slijten onze dagen op het strand.
  • Jullie slijten jullie energie tijdens het sporten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Slijten with some of the pronouns.

  • Vroeger sleet ik veel tijd met mijn vrienden.
  • Toen ik jong was, sleet ik mijn dagen buiten.
  • Hij/Zij sleet haar jeugd in het platteland.
  • Wij sleten onze vakanties aan het verkennen van nieuwe plaatsen.
  • Jullie sleten vele avonden bij de open haard.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Slijten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn oude laarzen versleten.
  • Jij hebt je favoriete trui versleten.
  • Hij/Zij heeft zijn/haar boekenkast versleten door veelvuldig gebruik.
  • Wij hebben onze fietsbanden versleten door het vele fietsen.
  • Jullie hebben jullie schoenzolen versleten na de wandeltocht.