communiceren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | communiceer | communiceerde | heb gecommuniceerd |
jij, je, u | communiceert | communiceerde | hebt gecommuniceerd |
hij, zij, het | communiceert | communiceerde | heeft gecommuniceerd |
wij | communiceren | communiceerden | hebben gecommuniceerd |
jullie | communiceren | communiceerden | hebben gecommuniceerd |
zij, ze | communiceren | communiceerden | hebben gecommuniceerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Communiceren with some of the pronouns.
- Ik communiceer regelmatig met mijn collega's via e-mail.
- Hij communiceert duidelijk tijdens vergaderingen.
- Zij communiceert vloeiend in verschillende talen.
- We communiceren openlijk over onze gedachten en gevoelens.
- Jullie communiceren effectief met klanten via telefoon.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Communiceren with some of the pronouns.
- Vroeger communiceerde ik niet zo goed met mijn ouders, maar nu wel.
- Toen ik jong was, communiceerde ik vaak via brieven met mijn pennevriend.
- Tijdens de presentatie stotterde hij omdat hij nerveus was, maar hij communiceerde toch door.
- Vroeger communiceerden we alleen face-to-face, nu ook via sociale media.
- Terwijl ze aan het leren waren, communiceerden ze in gebarentaal.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Communiceren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren met hem gecommuniceerd over het project.
- Hij heeft al meerdere keren met de klant gecommuniceerd.
- Zij hebben vorige week succesvol gecommuniceerd met het management.
- We zijn enkele dagen geleden begonnen te communiceren over de nieuwe strategie.
- Jullie hebben recentelijk gecommuniceerd met de leverancier over de vertraging.