voorverwarmen

Conjugations List of Voorverwarmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverwarm voorverwarmde voorheb voorverwarmd
jij, je, uverwarmt voorverwarmde voorhebt voorverwarmd
hij, zij, hetverwarmt voorverwarmde voorheeft voorverwarmd
wijverwarmen voorverwarmden voorhebben voorverwarmd
jullieverwarmen voorverwarmden voorhebben voorverwarmd
zij, zeverwarmen voorverwarmden voorhebben voorverwarmd

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorverwarmen with some of the pronouns.

  • Ik voorverwarm de oven voor het bakken van koekjes.
  • Jij voorverwarmt de pan voordat je begint met koken.
  • Hij/zij voorverwarmt de waterkoker voor een kopje thee.
  • Wij voorverwarmen de auto voordat we op weg gaan.
  • Zij voorverwarmen de barbecue voordat ze gaan grillen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorverwarmen with some of the pronouns.

  • Toen ik thuis kwam, was de oven al voorverwarmd.
  • Vroeger voorverwarmde ik altijd de pan voordat ik begon met koken.
  • Hij/zij had de waterkoker al voorverwarmd toen ik binnenkwam.
  • Wij hadden de auto voorverwarmd voordat het begon te regenen.
  • Zij hadden de barbecue al voorverwarmd voordat de gasten arriveerden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorverwarmen with some of the pronouns.

  • Ik heb de oven voorverwarmd voordat ik de taart ging bakken.
  • Jij hebt de pan voorverwarmd voordat je het vlees erin deed.
  • Hij/zij heeft de waterkoker voorverwarmd voordat hij/zij het water erin goot.
  • Wij hebben de auto voorverwarmd voordat we vertrokken.
  • Zij hebben de barbecue voorverwarmd voordat ze begonnen met grillen.