dingen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ding | dong | heb gedongen |
jij, je, u | dingt | dong | hebt gedongen |
hij, zij, het | dingt | dong | heeft gedongen |
wij | dingen | dongen | hebben gedongen |
jullie | dingen | dongen | hebben gedongen |
zij, ze | dingen | dongen | hebben gedongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Dingen with some of the pronouns.
- Ik ding op verschillende evenementen mee.
- Hij dingt altijd mee in de loterij.
- Zij dingen naar de hoofdprijs in de wedstrijd.
- We dingen mee naar een plek in het team.
- Jullie dingen vaak mee in de competitie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dingen with some of the pronouns.
- Ik dong op verschillende evenementen mee.
- Hij dong altijd mee in de loterij.
- Zij dongen naar de hoofdprijs in de wedstrijd.
- We dongen mee naar een plek in het team.
- Jullie dongen vaak mee in de competitie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dingen with some of the pronouns.
- Ik heb meegedingd op verschillende evenementen.
- Hij heeft altijd meegedongen in de loterij.
- Zij hebben gedongen naar de hoofdprijs in de wedstrijd.
- We hebben meegedongen naar een plek in het team.
- Jullie hebben vaak meegedongen in de competitie.