bedelen

Conjugations List of Bedelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbedelbedeldeheb gebedeld
jij, je, ubedeltbedeldehebt gebedeld
hij, zij, hetbedeltbedeldeheeft gebedeld
wijbedelenbedeldenhebben gebedeld
julliebedelenbedeldenhebben gebedeld
zij, zebedelenbedeldenhebben gebedeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bedelen with some of the pronouns.

  • Ik bedel om wat geld voor eten.
  • Jij bedelt altijd bij de buren om snoep.
  • Hij/Zij bedelt op straat om aalmoezen.
  • Wij bedelen voor een goed doel.
  • Zij bedelen om hulp na de overstroming.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bedelen with some of the pronouns.

  • Vroeger bedelde ik regelmatig om wat kleingeld.
  • Toen jullie klein waren, bedelden jullie vaak om speelgoed.
  • Hij/Zij bedelde elke dag om eten voordat hij/zij werd geholpen.
  • Wij bedelden vroeger om extra tijd voor ons project.
  • Zij bedelden in het verleden om bescherming tegen geweld.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bedelen with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week om wat geld bedeld.
  • Jij hebt al vaak bij mij om hulp bedeld.
  • Hij/Zij heeft gisteren bedeld bij de supermarkt.
  • Wij hebben onlangs om donaties bedeld voor het goede doel.
  • Zij hebben meerdere keren bedeld om genade.