handen

Conjugations List of Handen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhandhanddeheb gehand
jij, je, uhandthanddehebt gehand
hij, zij, hethandthanddeheeft gehand
wijhandenhanddenhebben gehand
julliehandenhanddenhebben gehand
zij, zehandenhanddenhebben gehand

Presens
Beta

Example presens sentences for Handen with some of the pronouns.

  • Ik was mijn handen voordat ik ga eten.
  • Hij wast zijn handen grondig na het werken in de tuin.
  • Wij wassen onze handen met zeep en water.
  • Jullie wrijven je handen warm bij het kampvuur.
  • De kinderen wassen hun handen voor het knutselen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Handen with some of the pronouns.

  • Ik waste mijn handen voordat ik ging eten.
  • Hij waste zijn handen grondig na het werken in de tuin.
  • Wij wasten onze handen met zeep en water.
  • Jullie wreven je handen warm bij het kampvuur.
  • De kinderen wasten hun handen voor het knutselen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Handen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn handen gewassen voordat ik ging eten.
  • Hij heeft zijn handen grondig gewassen na het werken in de tuin.
  • Wij hebben onze handen met zeep en water gewassen.
  • Jullie hebben je handen warm gewreven bij het kampvuur.
  • De kinderen hebben hun handen gewassen voor het knutselen.