inlijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lijf in | lijfde in | heb ingelijfd |
jij, je, u | lijft in | lijfde in | hebt ingelijfd |
hij, zij, het | lijft in | lijfde in | heeft ingelijfd |
wij | lijven in | lijfden in | hebben ingelijfd |
jullie | lijven in | lijfden in | hebben ingelijfd |
zij, ze | lijven in | lijfden in | hebben ingelijfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Inlijven with some of the pronouns.
- Ik lijf hem in bij ons team.
- Jij lijft haar in voor de nieuwe functie.
- Hij lijft de spelers in voor het voetbaltoernooi.
- Zij lijven ons in als lid van de vereniging.
- Wij lijven jullie in voor het project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inlijven with some of the pronouns.
- Ik lijfde hem in bij ons team.
- Jij lijfde haar in voor de nieuwe functie.
- Hij lijfde de spelers in voor het voetbaltoernooi.
- Zij lijfden ons in als lid van de vereniging.
- Wij lijfden jullie in voor het project.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inlijven with some of the pronouns.
- Ik heb hem ingelijfd bij ons team.
- Jij hebt haar ingelijfd voor de nieuwe functie.
- Hij heeft de spelers ingelijfd voor het voetbaltoernooi.
- Zij hebben ons ingelijfd als lid van de vereniging.
- Wij hebben jullie ingelijfd voor het project.