bijwinnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | win bij | won bij | heb bijgewonnen |
jij, je, u | wint bij | won bij | hebt bijgewonnen |
hij, zij, het | wint bij | won bij | heeft bijgewonnen |
wij | winnen bij | wonnen bij | hebben bijgewonnen |
jullie | winnen bij | wonnen bij | hebben bijgewonnen |
zij, ze | winnen bij | wonnen bij | hebben bijgewonnen |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijwinnen with some of the pronouns.
- Ik win bij.
- Jij wint bij.
- Hij/Zij/Het wint bij.
- Wij winnen bij.
- Jullie winnen bij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijwinnen with some of the pronouns.
- Ik won bij.
- Jij won bij.
- Hij/Zij/Het won bij.
- Wij wonnen bij.
- Jullie wonnen bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijwinnen with some of the pronouns.
- Ik heb bijgewonnen.
- Jij hebt bijgewonnen.
- Hij/Zij/Het heeft bijgewonnen.
- Wij hebben bijgewonnen.
- Jullie hebben bijgewonnen.