toegaan
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ga toe | ging toe | ben toegegaan |
jij, je, u | gaat toe | ging toe | bent toegegaan |
hij, zij, het | gaat toe | ging toe | is toegegaan |
wij | gaan toe | gingen toe | zijn toegegaan |
jullie | gaan toe | gingen toe | zijn toegegaan |
zij, ze | gaan toe | gingen toe | zijn toegegaan |
PresensBeta
Example presens sentences for Toegaan with some of the pronouns.
- Ik ga naar de winkel.
- Jij gaat naar huis.
- Hij gaat naar het park.
- Wij gaan naar het strand.
- Zij gaan naar de bioscoop.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toegaan with some of the pronouns.
- Vroeger ging ik naar school.
- Toen was ik altijd naar het zwembad toegegaan.
- Hij ging vaak naar het café.
- Wij gingen regelmatig naar de dierentuin toe.
- Zij gingen vroeger naar dezelfde club toe.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toegaan with some of the pronouns.
- Ik ben naar het feestje toegegaan.
- Jij bent naar de filmvoorstelling toegegaan.
- Hij is naar het museum toegegaan.
- Wij zijn naar de markt toegegaan.
- Zij zijn naar het concert toegegaan.