bijeenhalen

Conjugations List of Bijeenhalen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikhaal bijeenhaalde bijeenheb bijeengehaald
jij, je, uhaalt bijeenhaalde bijeenhebt bijeengehaald
hij, zij, hethaalt bijeenhaalde bijeenheeft bijeengehaald
wijhalen bijeenhaalden bijeenhebben bijeengehaald
julliehalen bijeenhaalden bijeenhebben bijeengehaald
zij, zehalen bijeenhaalden bijeenhebben bijeengehaald

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijeenhalen with some of the pronouns.

  • Ik haal bijeen om de vergadering voor te bereiden.
  • Jij haalt bijeen wat we nodig hebben voor het feest.
  • Hij haalt bijeen wat er ontbreekt in het materiaal.
  • Zij halen bijeen om de projectplannen te bespreken.
  • We halen bijeen om de resultaten te analyseren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijeenhalen with some of the pronouns.

  • Ik haalde bijeen wat er op dat moment beschikbaar was.
  • Jij haalde bijeen wat je kon vinden in de winkel.
  • Hij haalde bijeen wat er nodig was voor de reparatie.
  • Zij haalden bijeen wat ze konden verzamelen in korte tijd.
  • We haalden bijeen wat we bij elkaar konden krijgen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijeenhalen with some of the pronouns.

  • Ik heb bijeengehaald wat we nodig hadden.
  • Jij hebt bijeengehaald wat er ontbrak.
  • Hij heeft bijeengehaald wat er miste in de documenten.
  • Zij hebben bijeengehaald wat ze nodig hadden voor de presentatie.
  • We hebben bijeengehaald wat we voor het project nodig hadden.