radbraken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | radbraak | radbraakte | heb geradbraakt |
jij, je, u | radbraakt | radbraakte | hebt geradbraakt |
hij, zij, het | radbraakt | radbraakte | heeft geradbraakt |
wij | radbraken | radbraakten | hebben geradbraakt |
jullie | radbraken | radbraakten | hebben geradbraakt |
zij, ze | radbraken | radbraakten | hebben geradbraakt |
PresensBeta
Example presens sentences for Radbraken with some of the pronouns.
- Ik braak rad.
- Jij braakt rad.
- Hij/Zij/Het breekt rad.
- Wij breken rad.
- Jullie breken rad.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Radbraken with some of the pronouns.
- Ik brak rad.
- Jij brak rad.
- Hij/Zij/Het brak rad.
- Wij braken rad.
- Jullie braken rad.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Radbraken with some of the pronouns.
- Ik heb rad gebroken.
- Jij hebt rad gebroken.
- Hij/Zij/Het heeft rad gebroken.
- Wij hebben rad gebroken.
- Jullie hebben rad gebroken.