carbureren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | carbureer | carbureerde | heb gecarbureerd |
jij, je, u | carbureert | carbureerde | hebt gecarbureerd |
hij, zij, het | carbureert | carbureerde | heeft gecarbureerd |
wij | carbureren | carbureerden | hebben gecarbureerd |
jullie | carbureren | carbureerden | hebben gecarbureerd |
zij, ze | carbureren | carbureerden | hebben gecarbureerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Carbureren with some of the pronouns.
- Ik carbureer in mijn auto om een efficiënt brandstofverbruik te behouden.
- Jij carbureert goed in jouw motorfiets.
- Hij/Zij/Het carbureert met precisie in zijn/haar oldtimer.
- Wij carbureren graag tijdens lange roadtrips.
- Jullie carbureren uitstekend in de nieuwe raceauto.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Carbureren with some of the pronouns.
- Vroeger carbureerde ik mijn oude auto met veel zorg.
- Jij carbureerde altijd heel nauwkeurig in jouw vorige voertuig.
- Hij/Zij/Het carbureerde vroeger met passie in zijn/haar geliefde klassieker.
- Wij carbureerden samen vaak tijdens lange ritten.
- Jullie carbureerden vroeger fantastisch in jullie oude wagenpark.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Carbureren with some of the pronouns.
- Ik heb goed gecarbureerd tijdens de laatste autorace.
- Jij hebt je motor perfect gecarbureerd voor optimale prestaties.
- Hij/Zij/Het heeft zijn/haar oldtimer vakkundig gecarbureerd.
- Wij hebben altijd efficiënt gecarbureerd op lange reizen.
- Jullie hebben de motor van de raceauto uitstekend gecarbureerd.