beschenken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschenk | beschonk | heb beschonken |
jij, je, u | beschenkt | beschonk | hebt beschonken |
hij, zij, het | beschenkt | beschonk | heeft beschonken |
wij | beschenken | beschonken | hebben beschonken |
jullie | beschenken | beschonken | hebben beschonken |
zij, ze | beschenken | beschonken | hebben beschonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Beschenken with some of the pronouns.
- Ik beschenk mijn vrienden met kerstcadeaus.
- Jij beschenkt de bloemen in de tuin met water.
- Hij beschenkt zijn geliefde met liefdesbrieven.
- Wij beschenken onze gasten met een warm welkom.
- Zij beschenken de tafel met prachtige decoraties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beschenken with some of the pronouns.
- Ik beschenkte mijn vrienden vroeger met kerstcadeaus.
- Jij beschenkte de bloemen in de tuin altijd met water.
- Hij beschenkte zijn geliefde regelmatig met liefdesbrieven.
- Wij beschenkten onze gasten vaak met een warm welkom.
- Zij beschenkten de tafel soms met prachtige decoraties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beschenken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vrienden met kerstcadeaus beschenkt.
- Jij hebt de bloemen in de tuin met water beschenkt.
- Hij heeft zijn geliefde met liefdesbrieven beschenkt.
- Wij hebben onze gasten met een warm welkom beschenkt.
- Zij hebben de tafel met prachtige decoraties beschenkt.