afdruppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | drup af | drupte af | ben afgedrupt |
jij, je, u | drupt af | drupte af | bent afgedrupt |
hij, zij, het | drupt af | drupte af | is afgedrupt |
wij | druppen af | drupten af | zijn afgedrupt |
jullie | druppen af | drupten af | zijn afgedrupt |
zij, ze | druppen af | drupten af | zijn afgedrupt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdruppen with some of the pronouns.
- Ik drup af na het afwassen van de borden.
- Jij drupt af voordat je naar bed gaat.
- Hij/zij drupt af nadat hij/zij zijn/haar handen heeft gewassen.
- Wij druppen af na het douchen.
- Jullie druppen af voor het eten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdruppen with some of the pronouns.
- Ik drupte af terwijl ik aan het koken was.
- Jij drupte af toen ik je belde.
- Hij/zij drupte af na het lezen van het boek.
- Wij drupten af tijdens de film.
- Jullie drupten af voordat we vertrokken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdruppen with some of the pronouns.
- Ik ben afgedruppeld na het schoonmaken van de ramen.
- Jij bent afgedruppeld voordat je naar buiten ging.
- Hij/zij is afgedruppeld nadat hij/zij het huiswerk had gemaakt.
- Wij zijn afgedruppeld na het schilderen van de muur.
- Jullie zijn afgedruppeld voor het feest begon.