verbinden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verbind | verbond | heb verbonden |
jij, je, u | verbindt | verbond | hebt verbonden |
hij, zij, het | verbindt | verbond | heeft verbonden |
wij | verbinden | verbonden | hebben verbonden |
jullie | verbinden | verbonden | hebben verbonden |
zij, ze | verbinden | verbonden | hebben verbonden |
PresensBeta
Example presens sentences for Verbinden with some of the pronouns.
- Ik verbind de apparaten met elkaar.
- Jij verbindt de draden correct.
- Hij verbindt de netwerken efficiënt.
- Wij verbinden de mensen op een dieper niveau.
- Zij verbinden de steden met snelle treinen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verbinden with some of the pronouns.
- Vroeger verbond ik alle telefoons met kabels.
- Toen ik jong was, verbond jij altijd de stereo-installatie.
- Hij verbond regelmatig computers in het lab.
- Wij verbonden vroeger onze gedachten met creatieve ideeën.
- In die tijd verbonden zij de dorpen met smalle paden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verbinden with some of the pronouns.
- Ik heb de kabels verbonden voor de installatie.
- Jij hebt de juiste verbinding gemaakt.
- Hij heeft de systemen succesvol verbonden.
- Wij hebben alle puzzelstukjes met elkaar verbonden.
- Zij hebben de brug over de rivier verbonden.