inslijpen

Conjugations List of Inslijpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslijp insleep inheb ingeslepen
jij, je, uslijpt insleep inhebt ingeslepen
hij, zij, hetslijpt insleep inheeft ingeslepen
wijslijpen inslepen inhebben ingeslepen
jullieslijpen inslepen inhebben ingeslepen
zij, zeslijpen inslepen inhebben ingeslepen

Presens
Beta

Example presens sentences for Inslijpen with some of the pronouns.

  • Ik slijp de messen elke week.
  • Jij slijpt je potlood voor iedere tekening.
  • Hij slijpt zijn schaatsen voordat hij het ijs opgaat.
  • Zij slijpen de bijlen voor het houthakken.
  • We slijpen onze messen voordat we gaan koken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inslijpen with some of the pronouns.

  • Vroeger sleet ik mijn schoenen met de hand.
  • Toen ik jong was, sleet ik vaak mijn knieën tijdens het fietsen.
  • Hij sleepte zijn koffer over de kasseien.
  • Zij sleepten de zware balken naar de bouwplaats.
  • We sleten vele uren in het park zonder ons te vervelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inslijpen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn schaar vorige week geslepen.
  • Jij hebt je tandenborstel net geslepen.
  • Hij heeft zijn mes vakkundig geslepen.
  • Zij hebben hun gitaarsnaren goed geslepen.
  • We hebben de beitels gisteren allemaal geslepen.