wegbrengen

Conjugations List of Wegbrengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbreng wegbracht wegheb weggebracht
jij, je, ubrengt wegbracht weghebt weggebracht
hij, zij, hetbrengt wegbracht wegheeft weggebracht
wijbrengen wegbrachten weghebben weggebracht
julliebrengen wegbrachten weghebben weggebracht
zij, zebrengen wegbrachten weghebben weggebracht

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegbrengen with some of the pronouns.

  • Ik breng mijn kinderen naar school.
  • Hij brengt zijn vriendin bloemen.
  • Wij brengen de auto naar de garage.
  • Jullie brengen de pakketten naar het postkantoor.
  • Zij brengen hun hond naar de dierenarts.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegbrengen with some of the pronouns.

  • Ik bracht altijd mijn kinderen naar school.
  • Hij bracht regelmatig bloemen voor zijn vriendin.
  • Wij brachten de auto gisteren naar de garage.
  • Jullie brachten de pakketten vorige week naar het postkantoor.
  • Zij brachten hun hond naar de dierenarts toen hij ziek was.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegbrengen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kinderen naar school gebracht.
  • Hij heeft zijn vriendin bloemen gebracht.
  • Wij hebben de auto naar de garage gebracht.
  • Jullie hebben de pakketten naar het postkantoor gebracht.
  • Zij hebben hun hond naar de dierenarts gebracht.