duperen

Conjugations List of Duperen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdupeerdupeerdeheb gedupeerd
jij, je, udupeertdupeerdehebt gedupeerd
hij, zij, hetdupeertdupeerdeheeft gedupeerd
wijduperendupeerdenhebben gedupeerd
jullieduperendupeerdenhebben gedupeerd
zij, zeduperendupeerdenhebben gedupeerd