omkaden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | omkaad | omkaadde | heb omkaad |
jij, je, u | omkaadt | omkaadde | hebt omkaad |
hij, zij, het | omkaadt | omkaadde | heeft omkaad |
wij | omkaden | omkaadden | hebben omkaad |
jullie | omkaden | omkaadden | hebben omkaad |
zij, ze | omkaden | omkaadden | hebben omkaad |
PresensBeta
Example presens sentences for Omkaden with some of the pronouns.
- Ik kadeer de foto in.
- Jij kadeert de afbeelding in.
- Hij/Zij kadert de kunstwerken in.
- Wij kaderen de posters in.
- Jullie kaderen de documenten in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omkaden with some of the pronouns.
- Vroeger kaderde ik de foto's in.
- Vroeger kaderde jij de afbeeldingen in.
- Vroeger kaderde hij/zij de kunstwerken in.
- Vroeger kaderden wij de posters in.
- Vroeger kaderden jullie de documenten in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omkaden with some of the pronouns.
- Ik heb de foto ingekaderd.
- Jij hebt de afbeelding ingekaderd.
- Hij/Zij heeft de kunstwerken ingekaderd.
- Wij hebben de posters ingekaderd.
- Jullie hebben de documenten ingekaderd.