grimassen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | grimas | grimaste | heb gegrimast |
jij, je, u | grimast | grimaste | hebt gegrimast |
hij, zij, het | grimast | grimaste | heeft gegrimast |
wij | grimassen | grimasten | hebben gegrimast |
jullie | grimassen | grimasten | hebben gegrimast |
zij, ze | grimassen | grimasten | hebben gegrimast |
PresensBeta
Example presens sentences for Grimassen with some of the pronouns.
- Ik grimas
- Jij grimast
- Hij/Zij/Het grimast
- Wij grimassen
- Jullie grimassen
- Zij grimassen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Grimassen with some of the pronouns.
- Ik grimaste
- Jij grimaste
- Hij/Zij/Het grimaste
- Wij grimasten
- Jullie grimasten
- Zij grimasten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Grimassen with some of the pronouns.
- Ik heb gegrimast
- Jij hebt gegrimast
- Hij/Zij/Het heeft gegrimast
- Wij hebben gegrimast
- Jullie hebben gegrimast
- Zij hebben gegrimast